Skip to main content

Vergeleken met autobezit is autodelen een zeer efficiënte vorm van personenvervoer. Omdat met elke extra deelauto tot 16 privéauto’s uit het straatbeeld verdwijnen,(9) creëren we ruimte voor vergroening van steden en woningbouw. Ook verbetert de luchtkwaliteit in steden omdat autodelers tot 20% minder rijden dan autobezitters, (10) en deelauto’s veel zuiniger zijn dan de privéauto’s die zij vervangen.(11)

De Rijksoverheid onderschrijft de voordelen van autodelen. Als sector missen wij echter de urgentie om maatregelen te nemen die de groei van autodelen in Nederland stimuleren. We zien juist steeds meer onnodige maatregelen die de verdere groei van autodelen afremmen. Daarom roepen wij beleidsmakers op tot:

Het verlagen van de btw op autodelen van 21% naar 9%

Dit is een van de meest effectieve maatregelen die de Rijksoverheid kan nemen om de groei van autodelen te stimuleren. Autodelen wordt hierdoor een nog betaalbaarder alternatief voor autobezit. Daardoor zullen meer mensen de stap zetten hun eigen auto weg te doen, of geen nieuwe (tweede) auto meer aanschaffen. Autodelen wordt bovendien betaalbaarder voor mensen met lagere inkomens.

Deze maatregel kan worden genomen door autodelen op te nemen in artikel 9 lid 2 sub a van de ‘Wet op de omzetbelasting 1968’ als categorie waarover het 9%-btw-tarief wordt geheven. Het vinden van budgettaire dekking voor deze maatregelen is niet moeilijk omdat het gebruik van de deelauto op dit moment nog verwaarloosbaar is vergeleken met het gebruik van de 8.9 miljoen personenauto’s in Nederland. De inkomsten uit autodelen voor particulieren zouden kunnen worden vrijgesteld van de inkomstenbelasting, om ook deze vorm van autodelen te stimuleren.

Het verlengen van de vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting voor elektrische deelvoertuigen

Elektrische auto’s zijn tot en met 2024 vrijgesteld van de motorrijtuigenbelasting. Echter, in 2025 geldt een kwarttarief en in 2026 een volledig tarief. Dit tarief zal door deelauto aanbieders worden doorberekend aan de eindgebruiker omdat autodelen op dit moment doorgaans nog geen winstgevende business is. Elektrische autodelen wordt dus duurder, en in relatieve zin minder aantrekkelijk dan fossiel autobezit.

Wij roepen daarom op tot het verlengen van deze vrijstelling, doch alleen voor elektrische deelvoertuigen. Daarmee blijft autodelen zo betaalbaar mogelijk (ook voor mensen met lagere inkomens) en wordt autodelen relatief iets aantrekkelijker dan het aanschaffen en/of bezitten van een eigen auto, fossiel of elektrisch, want over beide wordt dan wel motorrijtuigenbelasting geheven.

Het aanpassen van de voorstellen voor ‘Betalen naar gebruik’ die nu op tafel liggen

In opdracht van het Ministerie van Financiën is een aantal voorstellen voor ‘Betalen naar gebruik’ uitgewerkt. Deze houden rekening met twee doelstellingen: budgetneutraliteit en een gefixeerde besparing van een aantal megaton aan CO2. Deze kaders hebben voorstellen opgeleverd met het negatieve bijeffect dat het bezit van een tweede en derde auto goedkoper wordt. Terwijl het verminderen van autobezit (met name in stedelijke gebieden) juist een speerpunt is voor de Nederlandse overheid. Ambtenaren hebben aangegeven dat zij niet kunnen bijsturen tegen negatieve bijeffect omdat ‘autobezit’ geen parameter is in de politieke opdracht voor ‘Betalen naar gebruik’. De Rijksoverheid geeft op deze manier met de ene voet vol gas, maar staat met de andere op de rem.

Het bevorderen van gemeentelijk beleid dat de groei van autodelen faciliteert

Wij zien helaas dat veel gemeenten autodelen overreguleren. Weliswaar vanuit goede bedoelingen, maar de proportionaliteit van de maatregelen wordt vaak uit het oog verloren. Bijvoorbeeld: het heeft geen nut om een functionaliteit in onze app te verplichten die voorkomt dat onze klanten op een warme zomerdag naar het strand rijden, zolang tienduizenden privéauto’s wel ongehinderd naar het strand rijden. De parkeerdruk bij het strand neemt niet af door die maatregel, want het aantal deelauto’s in Nederland is slechts een fractie van het aantal privéauto’s. Het doel wordt dus niet bereikt. Maar autodelen wordt wel minder aantrekkelijk gemaakt dan autobezit, en wij zijn tijd kwijt aan het ontwikkelen van deze functionaliteit in plaats van aan het verbeteren en opschalen van onze dienstverlening.

We merken daarnaast ook dat specifieke kennis over autodelen soms ontbreekt, waardoor in de ene gemeente een pilot wordt gestart om te leren wat in de andere gemeente al gemeengoed is. Andersom zien we steden die nieuwe regels bedenken en die meteen verplichten, zonder die te testen of onze zorgen bij die regels wellicht terecht zijn. Dit resulteert in een regeldruk die de groei van autodelen vertraagt.

Het zou helpen als de Rijksoverheid, samen met gemeenten, overkoepelende spelregels vaststellen voor autodelen. Bijvoorbeeld om in deze opstartfase alleen nieuwe beleidsregels te implementeren waarvan kan worden onderbouwd dat zij de groei van autodelen bevorderen, of ten minste die groei niet afremmen. Ideeën voor nieuwe beleidsregels kunnen gecentraliseerd in co-creatie worden uitgewerkt, zoals dat nu in Utrecht gebeurt rondom CDSM, zodat we met elkaar best practices ontwikkelen en we niet in elke stad het wiel opnieuw hoeven uit te vinden. In dat verband is ook belangrijk, een landelijk plan van aanpak om alle nieuwbouwprojecten in Nederland te voorzien van voldoende deelauto’s.

Op dit moment wordt autodelen met name inpandig ingetekend door projectontwikkelaars, en moeten veel projectontwikkelaars van hun gemeente 1-op-1 afspraken maken met deelauto-aanbieders. Beide zijn voor aanbieders met een bepaalde schaal, praktisch onuitvoerbaar. Terwijl juist opschalen noodzakelijk is.

Het beschikbaar stellen van financiële middelen voor het opschalen van autodelen

Het opschalen van autodelen kent een belangrijke beperking. Namelijk: het totale aantal deelvoertuigen dat wij als sector op straat kunnen neerzetten. Dat groeit langzaam. Te langzaam om de doelen te halen van alle gemeenten die de groei van autodelen in hun beleidsplannen opnemen, bijvoorbeeld in relatie tot nieuwbouwprojecten met een lage parkeernorm. We groeien langzaam omdat een auto zelf een relatief duur product is, en er veel (fte) komt kijken bij het beheren van een wagenpark vol deelauto’s. De marges zijn daardoor flinterdun en de sector heeft niet de middelen om sneller op te schalen. Ook de eerder genoemde tendens tot overregulering (en de hoge kosten voor vergunningen) leveren extra druk op onze organisaties op en vertragen de groei. Daar komt nog uitdaging bij dat autodelen voor sociale woningbouw momenteel niet betaalbaar is aan te bieden. Wij kunnen derhalve alle hulp van het Rijk en gemeenten gebruiken.

Ter overweging geven wij mee dat een revolverend fonds een manier kan zijn waarmee een versnelling van de verduurzaming van Nederland’s wagenpark op een duurzame manier kan worden gefinancierd. We kennen al het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting dat de verduurzaming van de Nederlandse woningvoorraad aanjaagt. Het mooie hieraan is dat gemeenten, provincies en het Rijk slechts eenmalig een bedrag inleggen. Het door de sector benutte geld komt telkens opnieuw beschikbaar nadat de terugverdientijd van een deelauto is verstreken. Dit type fonds werkt echter alleen bij commercieel interessante locaties die zichzelf terugverdienen. Voor autodelen bij sociale woningbouw en/of voor autodelen in landelijke gebieden moeten andere financieringsconstructies worden bedacht.

Gelijktijdig zou de transitie van autobezit naar autodelen sterk gestimuleerd kunnen worden door mensen (met een smalle beurs) een forse inleverpremie te bieden die zij kunnen inzetten voor het OV of deelmobiliteit, als zij een auto op fossiele brandstof verkopen.